Waldo Bien
Aufstieg und Abgang (Der Meister bittet um Einlass)
Sterfkamer, een hommage aan de mijnwerker
Hoogtepunt in de reeks tentoonstellingen in ROTTERDAM ART SPACE was de installatie”Sterfkamer, een hommage aan de mijnwerker” van Waldo Bien.
In september 1985 werd de Amsterdamse kunstenaar Waldo Bien (1949) uitgenodigd voor een expositie in ROTTERDAM ART SPACE. Bij een eerste bezoek aan de ruimte van de galerie werd Bien in de achterkamer geconfronteerd met zijn eigen biografie: associaties met het mijnwerkersmilieu in Limburg, waar Bien zijn jeugd doorbracht ‘onder de zware rook van de Staatsmijn Emma’.
Thema van de tentoonstelling werd het sterfbed van menige mijnwerker die, als gevolg van ondergronds opgelopen stoflongen, door ademnood om het leven kwam, in de achterkamers van de maatschappij. Bien besloot tot het vervaardigen van een sterfkamerinterieur en koos consequent voor steenkool als materiaal. De nodige blokken steenkool werden op een diepte van 870 meter ‘gewonnen’ uit de Duitse mijn bij Dorsten, een karwei waarbij 20 kubieke meter steenkool op traditionele wijze in handarbeid moest worden weggebroken, om de gewenste brokken uit hun 400 miljoen jaar oude locatie te kunnen ‘lossen’.
Toen ik bezig was aan het sterfbed kreeg ik de mededeling dat mijn leraar Beuys zojuist was overleden. Ik heb toen één element aan het geheel toegevoegd als ode aan hem. De betekenis van het werk is veel meer dan alleen een hommage aan de mijnwerkers. Het is eigenlijk de notitie van de drempelfunctie van dood en leven. Een grenssteen, waar het woord ‘afleggen’ naar verwijst .In het interieur vervult het nachtkastje deze grenssteenfunctie, waar iedere avond wordt ‘afgelegd’, grenssteen tussen leven en dood. De zetel is ‘plaats’, gebonden aan coördinaten en drager van ‘existentie’ in de ruimste zin van het woord. Uitgestrekt op het bed ‘trennen sich die Geister’. Het werk is zelf als een dunne steenkoollaag, ingebed in de tijd.